zaterdag 9 september 2017

§ 52. Is het aanroepen van Heiligen niet in strijd met de goddelijke Openbaring, die leert dat er tussen God en de mensen maar één Middelaar is, Jezus Christus?

Ik weet dat dit bezwaar vaak wordt opgeworpen tegen de Katholieke Kerk, en toch lezer, als we elkaar goed begrijpen, zult u al snel inzien, dat het niets te betekenen heeft.

Het is absoluut waar dat onze Heer Jezus Christus de enige Middelaar is, die door Zijn lijden en dood voor de zonden van de hele mensheid heeft betaald, en voor alle mensen van goede wil opnieuw de hemel heeft geopend.

Hij, de mens geworden God, is de enige Middelaar, zonder wiens verdiensten niemand zalig wordt en niemand iets goeds of nuttigs voor zijn zaligheid kan doen; want daarvoor wordt de hulp van de goddelijke genade vereist, dat niets anders is dan de vrucht van Christus’ verdiensten.

Zo leren de Protestanten, nietwaar? Maar zo leren de Katholieken ook, en tot hier toe zijn wij het dus helemaal met elkaar eens. Maar volgt daaruit dan dat het voor anderen onmogelijk is, hier iets aan bij te dragen, en op hun manier ons te steunen en te helpen bij het bewerken van onze zaligheid? We lezen dat de vrome moeder van Augustinus, de H. Monica, jarenlang heeft gebeden voor de bekering van haar afgedwaalde zoon en dat Augustinus zelf, de genade van zij bekering dankbaar toeschrijft aan het volhardend gebed van zijn vrome moeder. Moeten wij dat eenvoudige en zo makkelijk verklaarbare feit nu als een hersenschim verwerpen, alsof het onmogelijk zou zijn, omdat Christus de enige Middelaar is en niemand zijn zaligheid kan bewerken zonder Zijn verdiensten? Maar men zou toch denken dat als Christus zelf over Zijn eigen verdiensten beschikt, dan kan Hij zich ook door het gebed van een trouwe dienaar of dienares laten bewegen om zijn genaden (de vrucht van Zijn verdiensten) aan iedereen te schenken, zoveel Hij wil. Dat dit kan gebeuren, en ook echt gebeurt, daar zijn we allemaal van overtuigd. En omdat we daarvan overtuigd zijn, bidden we voor elkaar en stellen we het op prijs als anderen voor ons bidden.

De leer van de Katholieke Kerk komt dus eenvoudig hier op neer: de Heiligen in de hemel, en zelfs de rechtvaardigen hier op aarde, oftewel de vrienden van God, kunnen door hun tussenkomst (d.i. hun gebed) Gods genaden en zegeningen over ons afsmeken, en als zij dat doen, dan treden zij dus op als onze beschermers en voorsprekers. In zover kunnen we hen dus tussenpersoon of middelaars noemen tussen ons en Christus, wiens goedheid en barmhartigheid zij voor ons inroepen. Maar middelaar in die zin waarin wij Christus onze Middelaar noemen, zijn zij volgens de Katholieke leer absoluut niet, omdat zij niet zoals Christus de macht hebben om uit zich zelf iets te geven, maar alleen kunnen vragen; en ook omdat alle bovennatuurlijke gaven, die zij door hun gebed voor ons verkrijgen, ons alleen door de verdiensten van Christus worden geschonken.

De leer van de Katholieke Kerk over het aanroepen van Heiligen doet dus zeker geen afbreuk aan de waardigheid of de verdiensten van de éne Middelaar, Jezus Christus. Wij geloven namelijk dat de Heiligen door hun voorspraak veel van God kunnen verkrijgen vanwege hun deugdzaamheid en hun heiligheid, waardoor zij de bijzondere vrienden van God zijn geworden; maar die uitmuntende deugdzaamheid en heiligheid hebben zij op de eerste plaatst te danken aan de oneindige verdiensten van de éne Middelaar, Jezus Christus. Zonder Zijn genade kunnen wij, net zo goed als zij, niets doen voor onze zaligheid. En als God zo goed is om het gebed van Zijn Heiligen in ons voordeel te verhoren, dan zijn het niet die Heiligen, maar dan is het Christus zelf die, om hun gebed, guller wil geven uit de onuitputtelijke schat van Zijn verdiensten. Hoe kan men dan beweren dat daardoor de verdiensten van de éne Middelaar, Jezus Christus, zouden worden verminderd? Zouden we niet eerder mogen zeggen dat juist door die leer de oneindige verdiensten en de grootheid van die Middelaar juist meer worden belicht?

Deze moeilijkheid is eigenlijk te klein om er nog langer bij stil te staan, maar u zou eens de kerkgeschiedenis moeten lezen. U zult er achter komen dat al in de allereerste eeuwen van de Kerk, net zozeer de voorspraak van de Heiligen werd ingeroepen als nu. Maar zou de Kerk dan al vanaf het begin op het dwaalspoor zijn geweest? Dan zouden we moeten zeggen dat Christus weinig eer van zijn werk heeft gehad.



Geen opmerkingen: