zondag 6 augustus 2017

§ 51. Maar de Katholieken eren niet alleen de Heiligen, zij nemen ook tot hen hun toevlucht en roepen hen aan....

...op deze manier schijnen zij dus aan de Heiligen een goddelijke macht toe te schrijven. 


Toch is dit niet het geval, lezer. Dat ‘dus’ gaat hier absoluut niet op. Het klopt, dat de Katholieken de Heiligen aanroepen en tot hen hun toevlucht nemen; maar om aan de Heiligen een goddelijke macht toe te kennen, heeft een Katholiek nog nooit serieus over gedacht. De Katholieke Kerk leert, dat de Heiligen, hoe verheven ze ook zijn, toch schepselen zijn (en altijd zullen blijven) net zoals wij. Zonder God beschikken zij dus nergens over en zij kunnen daarom uit zichzelf ons niets geven. Maar wat zij wel kunnen doen: datgene wat zij aan ons willen geven, door hun gebed/voorspraak, voor ons van God vragen. Nu, zoals men in de wereld, wanneer men iets van de koning wil krijgen ,de hulp of tussenkomst inroept van diegenen die om hun verdiensten of betrekking hoog in aanzien zijn bij de koning, zo roepen de Katholieken om iets van God te krijgen, ook de tussenkomst en voorspraak in van diegenen die om hun deugden en verdiensten in aanzien staan bij de Koning van de hemel. Vindt u dat nou onredelijk?

Zelf bidden wij hier ook al voor elkaar, en alhoewel we geen Heiligen zijn, geloven we toch dat we door een nederig gebed, ook over anderen Gods zegen kunnen afsmeken. Daarom bidden brave ouders voor hun kinderen en andersom. En als wij in onze familie- of vriendenkring iemand hebben die buitengewoon deugdzaam is, dan stellen we het op prijs als hij/zij voor ons bidt; want wij geloven dat zo’n bijzondere vriend van God door zijn/haar gebed veel voor ons kan verkrijgen. Dit is met alle recht, want de H. Schrift verzekert ons dat ‘het krachtig gebed van een rechtvaardige, vermag veel’ (Jak. 5, 16). Als we nu verstandig handelen wanneer we ons in gebed aanbevelen bij diegenen die vanwege hun uitmuntende deugdzaamheid door God worden bemind (ondanks dat ze tegelijkertijd nog heel goed hun fouten en zwakheden kunnen hebben), wat kan er dan op tegen zijn, dat we ons in gebed aanbevelen bij diegenen die door hun deugd en trouw al in de hemel door God worden beloond? (en dus niet onderworpen zijn aan menselijke fouten en zwakheden en nooit meer God zullen/kunnen beledigen en dus voor eeuwig Gods bijzondere vrienden zullen blijven) Het klopt dat de Heiligen in de hemel niets meer kunnen verdienen voor zichzelf, want bij de dood houdt deze tijd op, maar dat neemt niet weg dat zij niet kunnen bidden voor anderen, wiens geluk zij heel belangrijk vinden. Zou bijv. een brave moeder als zij in de hemel is haar kinderen moeten vergeten, terwijl zij tijdens haar leven op aarde elke dag vurig bad voor het geluk van haar kinderen? Of denkt u dat het zo’n moeder koud zou laten als zij ziet dat haar achtergebleven kinderen haar gebed en tussenkomst bij God dringend afsmeken?

U zult zich wellicht afvragen hoe de Heiligen in de hemel kunnen weten, of wij hun tussenkomst inroepen? Ik denk dat die vraag het beste beantwoord kan worden met de tegenvraag: Gelooft u dat God alwetend en almachtig is? Dan gelooft u toch ook vast dat God duizenden middelen heeft om Zijn Heiligen te laten weten, wat wij van hen vragen.

Dat er tussen ons en de hemelingen gemeenschap is, blijkt ook duidelijk uit deze woorden van Christus: ‘Ik zeg u, er is vreugde bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert.’ En: ‘Er zal meer vreugde zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben.’(Luc. 15, 10, 7)

In de volgende paragraaf vinden een ander bezwaar.


Geen opmerkingen: