De zondaar kan zijn zonden verzwijgen, hij kan biechten
zonder oprecht berouw, of biechten zonder vast voornemen afstand te doen van de
zonde. Maar dan weet hij toch ook, van jongs af aan, dat zo’n Biecht alleen
maar de hoeveelheid zonden met een heiligschennis zal vermeerderen? En wat doet
het er overigens toe? Mag men bijv. een geneesmiddel afkeuren omdat het ook ten
nadele van de gezondheid kan worden gebruikt? En wat kunnen we dan wel niet
zeggen over het Bijbellezen, waarvan door honderden misbruik wordt gemaakt, om
het Christendom aan te vallen en zelfs de Bijbel van elk goddelijk gezag te
ontnemen?
Het is geen wonder dat degenen die altijd wel wat tegen de
Biecht in weten te brengen, altijd andersdenkenden zijn of Katholieken die hun
godsdienstplichten verwaarlozen, oftewel degenen die er niets van weten door
eigen ervaring, of, zoals ook vaak gebeurt, dit Sacrament bestrijden om
zichzelf te rechtvaardigen, m.a.w. om zich door valse schaamte van de Biecht te
laten terugschrikken en om zichzelf te verontschuldigen, liever een smet werpen
op het Sacrament dan op zichzelf.
Zou het, om de waarheid te achterhalen, niet beter en
voorzichtiger zijn die Katholieken te raadplegen die vaak gebruik maken van de
Biecht en dus uit ervaring kunnen spreken? Welnu, vraag hen eens hoe zij denken
over de Biecht. Ik weet zeker dat ze dit Sacrament allemaal zullen prijzen als
een van de meest zegenrijke instellingen die Christus aan Zijn Kerk heeft
nagelaten. En de ervaring leert dat zij daarin gelijk hebben. Zonder de minste
vrees voor tegenspraak mogen we toch zeggen dat over het algemeen, diegenen die
het vaakst gebruik maken van de biecht, ook de beste en meest voorbeeldige
Katholieken zijn. En dit is niet verwonderlijk. De Biecht eist namelijk als
voorbereiding een oprecht berouw, met het vaste voornemen om voortaan de zonde
en de gelegenheid tot zonde te vermijden. Dit alleen al zou genoeg moeten zijn
om de Biecht als genademiddel hoog te waarderen.
Maar, behalve dat: Wat is meer geschikt om de gevallen en
berouwvolle zondaar te bemoedigen en hem met een dankbaar en edelmoedig hart
voortaan de weg van de deugd te doen volgen, dan de troostvolle verzekering,
dat zijn zonden zijn uitgewist door Hem die tot de bedienaren van de Kerk heeft
gezegd: ‘Wiens zonden gij zult vergeven, die zijn ze vergeven.’? Ik zelf ben er
als priester zo vaak getuige van geweest, hoe een arme, ver afgedwaalde zondaar
in naam van Christus de vergeving van zonden ontving, na in een goede biecht
zijn hart oprecht te hebben uitgestort, en hierdoor in tranen uitbarstte van
blijdschap en dankbaarheid. Werden zulke boetelingen dan altijd heilig? Nee,
want de zwakheid van de mensen is zo groot, dat men, ook na de edelmoedigste
voornemens, vaak in vroegere fouten terugvalt. Maar toch, dan kan een zondaar
wel nog zo diep gevallen zijn, nog zo ver van de goede weg zijn afgedwaald en
zijn zondige gewoontes zo diep verankerd zitten, dan durf ik nog vol te houden,
dat hij in een jaar tijd helemaal veranderd is, en zelfs in een braaf en
voorbeeldig Christen zal zijn herschapen.
Wie mij hier van overdrijving zou willen beschuldigen, zou
eens een keer de moeite moeten nemen om zijn katholieke kennissen te
ondervragen of zij, dit wat ik hier zeg, ook overdreven durven noemen, en hij
zal er achter komen dat zij het met mij eens zijn. Welnu, wij kunnen beiden uit
ervaring spreken.
Als nu (wat ik naar mijn mening nu duidelijk genoeg heb
laten zien) de verplichting om zijn zonden te belijden onmiddellijk en
noodzakelijk voortkomt uit de macht die Christus zelf aan Zijn Kerk heeft
geschonken om de zonden te vergeven of te behouden, (en daarom de Biecht geen
kerkelijke, maar een goddelijke instelling is) en als de Biecht dan ook nog een
van de meest invloedrijke en krachtige middelen is om de mens op de weg van de
deugd te bewaren en terug te voeren, is het dan niet duidelijk dat het heel erg
onverantwoord en noodlottig was de Biecht af te schaffen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten