donderdag 23 maart 2017

§ 42. Wat leert de Katholieke Kerk over het geloof en de goede werken?

Zij leert, dat het geloof het eerste en noodzakelijkste vereiste is om zalig te worden.

De Kerkvergadering van Trente zegt: “Het geloof, is het begin van 's mensen heil, de grondslag en de wortel van alle rechtvaardigmaking.” “Zonder het geloof is het onmogelijk God te behagen.” (Hebr. 6, 6) De Katholieke Kerk leert daarom ook, dat de goede werken, die niet uit het geloof voortkomen, ons absoluut geen bovennatuurlijke beloning geven. Maar daaruit besluit de Katholieke Kerk niet, dat het geloof alleen, zonder goede werken, genoeg is om zalig te worden. Integendeel, dit zou in strijd zijn met de leer van de Apostelen: “Al had ik een geloof, groot genoeg om bergen te verzetten, als ik de liefde niet heb, heb ik niets.” (1 Kor. 13, 2) Het geloof moet dus samen gaan met de liefde.

De Katholieke Kerk leert ook dat de mens zich moet toeleggen op goede werken. Waarom? Omdat de liefde,  die samen moet gaan met het geloof, van ons vraagt, dat wij Christus' geboden onderhouden. “Als gij Mij bemint, onderhoudt mijn geboden.” zegt Christus (Joh. 14, 5) en iets verder (v. 21) “Die Mijn geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het die Mij bemint.” Maar wat heeft Christus ons geboden? Heeft Hij ons gezegd, dat de goede werken niet nodig zijn? Absoluut niet. Christus heeft ons bijv. op het hart gedrukt, dat wij moeten bidden, voor anderen en voor ons zelf, dat we ons moeten verloochenen en versterven, dat we kwaad met goed moeten vergelden, dat we barmhartig en milddadig moeten zijn voor de armen en ongelukkigen. Maar zijn dat geen goede werken? Het is dus ongetwijfeld de wil van Christus, dat we niet alleen geloven, maar dat we ook goede werken verrichten; of, zoals de Apostel het in drie woorden volmaakt uitdrukt, Hij vraagt van ons: “een geloof dat werkt door de liefde” (Gal. 5, 6): het geloof is de wortel, de liefde de stam, de werken zijn de vruchten, het één moet uit het ander als vanzelf voortkomen.

Wat belangrijker is, Christus verzekert ons, dat Hij aan de verdoemden op de jongste oordeelsdag juist het gebrek aan goede werken als hoofdreden zal aanwijzen van hun vervloeking. “Ik was hongerig, en gij hebt Mij niet gespijzigd. Ik was naakt, en gij hebt Mij niet gekleed, enz....  Weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur!” (Math. 25, 41...)

Is nu, lezer, de leer van de Katholieke Kerk wat het geloof en de goede werken betreft niet veel redelijker dan die van Luther? Komt zij niet meer overeen met de uitspraken van de H. Schrift?

Maar misschien zegt u: Ik heb altijd gehoord, dat de Katholieken hun eeuwig heil alleen in hun goede werken zoeken, zonder de verdienste van Christus, en het was juist hiertegen dat Luther in verzet kwam.

Maar lezer, 1. Dan is Luther erg ongelukkig geweest in zijn woordkeuze, want zijn woorden drukken heel wat meer en heel wat anders uit. En 2. dat de Katholieken denken hun zaligheid te kunnen krijgen door hun goede werken alleen, zonder de verdienste van Christus, is eenvoudig een lasterlijk verzinsel. De Katholieke Kerk leert namelijk uitdrukkelijk, dat de bovennatuurlijke waarde van onze goede werken niet aan onze krachten, maar aan de goddelijke genade van Christus moet worden toegeschreven. Hier de woorden van de Kerkvergadering van Trente, waarin deze waarheid ons als een geloofspunt gegeven wordt:

“Wanneer iemand zegt: de mens kan door zijn werken, die óf uit kracht van de menselijke natuur óf als gevolg van de leer van de wet gedaan worden, voor God gerechtvaardigd worden, zonder de goddelijke genade van Jezus Christus, die zij in de ban.”  (Sess. VI. Can. 1). Kan het duidelijker en krachtiger?

Als Luther dus niets anders wilde beweren, dan dat de goede werken alleen, zonder de genade van Christus, ons niet zalig maken, dan leerde hij juist hetzelfde wat de Katholieke Kerk altijd geleerd heeft; en had hij daarom niet de minste reden om zich om dit punt tegen de Katholieke Kerk te verzetten. Bovendien begrijp ik dan ook niet waarom hij de Brief van de H. Apostel Jacobus niet met zijn leer kon verenigen en daarom de moed had om die brief als onecht, als vals, als een “strooibrief” te verwerpen, alleen omdat daar vaker in staat dat “het geloof zonder de werken dood is” (Jac. 2, 17. 20. 24. 26): De Katholieke Kerk vond van haar kant de leer van de H. Jacobus altijd helemaal met haar leer overeenstemmen.

Geen opmerkingen: