zondag 18 september 2016

§12. Heeft de Katholieke Kerk een zichtbaar Opperhoofd en is dat Opperhoofd werkelijk de wettige opvolger van Petrus?

Ik denk, lezer, dat ik op die vraag geen antwoord meer hoef te geven. Iedereen weet toch, dat alle Katholieken, zoveel miljoen als er zijn, onder de gehoorzaamheid staan van de Paus van Rome, en hem als zichtbaar Opperhoofd en als stadhouder van Christus op aarde zien en eerbiedigen.

En of de Paus, de Bisschop van Rome, ook de wettige opvolger van de H. Petrus is? Welk verstandig mens kan daaraan twijfelen? Neem de geschiedenis in de hand, ga die lange rij van bisschoppen van Rome na, aan wie wij de naam van Paus, d.i. Vader geven, tel van de laatste steeds terug, en u zult uitkomen aan de voeten van Petrus, die het eerst door Christus zelf als zichtbaar hoofd werd aangesteld. Overigens, welke andere bisschop dan de bisschop van Rome, heeft in vroegere of latere tijd, er ooit aanspraak op gemaakt de opvolger van Petrus als hoofd van de Kerk te zijn?

En is het niet opmerkelijk, en toont zich hier niet de vinger van de goddelijke Voorzienigheid: de machtigste koninkrijken en keizerrijken werden door de tijd heen omvergeworpen en vernietigd, de beroemdste vorstenhuizen stierven uit en lieten geen spoor van zichzelf achter; alles viel en verdween van het toneel van deze wereld, alleen Petrus bleef. Hij aan wie Christus het bestuur van Zijn Kerk had toevertrouwd, hij bleef voortleven in zijn opvolgers. De geschiedenis leert ons, hoe de Pausen steeds het doel waren van de felste vervolging; op hen hadden het ongeloof en de zedeloosheid hun giftigste pijlen gericht; ruw geweld, boze list en gemene laster, alles werd aangewend om de Pausen het voortbestaan onmogelijk te maken, en toch…. zij bleven. Zij alleen hebben de stormen van eeuwen ontworsteld, en zie, na 19 eeuwen, ontvangt de tegenwoordig[1] regerende Paus Pius X van zijn miljoenen kinderen dezelfde blijk van eerbied, liefde en onderwerping, die de H. Petrus ontving van de eerste kinderen van de Kerk. Wat denkt u, lezer, zou het nu overmoedig zijn, in zo’n wonderlijk feit de bijzondere leiding van de goddelijke Voorzienigheid te zien?



[1] Toen de auteur dit boekje schreef (eind negentiende eeuw) was paus Pius X de regerende paus.


Geen opmerkingen: