zaterdag 20 augustus 2016

§3. Is men naar geweten verplicht, zich aan het gezag en de leer van Christus' Kerk te onderwerpen?

Zonder twijfel, begaan degene, die voldoende weten, welke Kerk de ware Kerk van Christus is, en zich toch niet aan die Kerk willen onderwerpen, een zware zonde.

Christus heeft zijn heilige leer verkondigd om aan alle mensen de weg naar de hemel te wijzen. Het was dus noodzakelijk, dat die goddelijke en zaligmakende leer altijd bewaard en overal verkondigd zou worden. Daarom beval Christus zijn Kerk, voordat hij deze wereld verliet, in zijn naam, zijn heilige leer overal te verspreiden: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zo ook zend ik U.” (Joh. 20,21)
“Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde, gaat dus en onderwijst alle volken, hen dopende in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heiligen Geest. Gaat over heel de wereld en verkondigt het Evangelie aan alle schepsels, leert hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb.” (Math. 28,19; Marc. 16, 15)

Maar als nu Christus zijn Kerk verplicht, om zijn leer en zijn geboden aan ons en alle mensen te verkondigen, en haar daarvoor met zijn goddelijk gezag heeft bekleed: “Gelijk de Vader mij gezonden heeft, zo ook zend Ik u”, is het dan niet dwaas te denken, dat Christus ons zou vrijlaten, om naar eigen goeddunken het gezag van zijn Kerk te erkennen of te versmaden, haar leer te omhelzen of te verwerpen?

Wat zou u zeggen van een koning, die iemand aanstelde om in zijn naam wetten af te kondigen, maar tegelijkertijd zijn onderdanen vrij liet om zich aan die afkondiging wel of niet te storen? Dat is namelijk een tegenspraak!

De mens is dus wel degelijk verplicht, zich te onderwerpen aan het gezag en de leer van die Kerk, aan wie Christus de verkondiging van zijn heilige leer heeft toevertrouwd.

Net zo duidelijk blijkt dit uit de woorden, die Christus tot zijn Apostelen sprak: “Die u hoort, hoort Mij; die u versmaadt, versmaadt Mij.” (Luc. 10, 16). Hiermee zei de Zaligmaker zo duidelijk mogelijk, dat wij het woord van zijn Kerk als Zijn woord moeten eerbiedigen; zodat zij, die niet naar de leer van zijn Kerk willen luisteren, niet alleen de Kerk, maar Christus zelf en zij hemelse Vader versmaden.

Hieruit volgt dus, dat zij, die voldoende weten, welke Kerk de ware Kerk van Christus is, en toch, hetzij uit gemakzucht, hetzij uit menselijk zwakte of om welke reden ook, zich niet aan die Kerk willen onderwerpen, schuldig zijn aan een zware zonde. En zolang zij met opzet daarin blijven voortleven ontzeggen ze zichzelf alle recht op de hemel.

Maar is die zonde niet vrijwillig, of anders gezegd, leeft men zonder oneerlijke bedoelingen buiten de ware Kerk, dan is het logisch, dat God ons die onvrijwillige zonde niet zal toerekenen; en dat men dus, als men bij zijn dood geen andere zware zonde op zijn geweten heeft, om dat onvrijwillig ongeloof niet verloren zal gaan. Zo leert de Katholieke Kerk, en is dat niet hoogst redelijk?

Geen opmerkingen: