maandag 5 oktober 2009

Schrift en Traditie


Catholic Answers, San Diego: 2004, http://www.catholic.com/library/Scripture_and_Tradition.asp

Protestanten claimen dat de Bijbel de enige regel van het geloof is, wat betekent dat het alle voor de theologie benodigde materiaal bevat en dat dit materiaal duidelijk en afdoende is, zodoende hebben we geen apostolische Traditie nodig en geen kerkelijk Magisterium (leergezag) om ons te helpen de Bijbel te begrijpen. In de Protestantse visie, is de gehele Christelijke waarheid in de Bijbel te vinden. Alles buiten de Bijbel is simpelweg niet gezaghebbend, is onnodig, of zelfs verkeerd – kan zeer wel een verhindering vormen om tot God te komen.

Katholieken, daarentegen, vinden dat de Bijbel deze visie niet uitdraagt, ja sterker nog, het gaat tegen de Schrift in. De ware “regel van het geloof” – zoals in de zelf Bijbel geleerd wordt – is de Schrift plus de apostolische Traditie, zoals gezien wordt in het levende leergezag van de Katholieke Kerk, aan wie de mondelinge leer van Jezus en de apostelen toevertrouwd is, samen met het gezag om de Schrift juist te interpreteren.


In de documenten over de Goddelijke openbaring van het tweede Vaticaans Concilie, Dei Verbum (“het Woord van God), wordt de relatie tussen Traditie en Schrift als volgt beschreven: “De heilige Overlevering en de heilige Schrift zijn dus nauw met elkaar verbonden en hebben innig deel aan elkaar. Want beide, voortkomend uit dezelfde goddelijke bron, vloeien als het ware ineen en zijn gericht op hetzelfde doel. De heilige Schrift immers is het spreken van God in zover dit onder de ingeving van de Heilige Geest schriftelijk wordt vastgesteld; de heilige Overlevering geeft het woord Gods, dat door Christus, de Heer, en de Heilige Geest aan apostelen is toevertrouwd, ongerept door aan hun opvolgers, opdat zij, voorgelicht door de Geest der waarheid, dit door hun prediking trouw zouden bewaren, verklaren en verbreiden. Bijgevolg is de heilige Schrift niet de enige bron, waaruit de Kerk haar zekerheid put omtrent al het geopenbaarde. Derhalve moet men beide met eenzelfde liefde eenzelfde eerbied aanvaarden en vereren.”

De Evangelische en Fundamentalistische Protestanten, die hun vertrouwen stellen op Martin Luthers’ theorie van Sola Scriptura (de Schrift alleen), zullen hun standpunt gewoonlijk verdedigen door een aantal teksten aan te halen. De eerste is: “Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam.” (Joh. 20: 31). De andere is deze: “Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust.” (2 Tim. 3: 16-17). Volgens deze Protestanten, bewijzen deze verzen de realiteit van het Sola Scriptura (de “Bijbel alleen” theorie).

Niet waar, zeggen de Katholieken. Ten eerste, het vers uit Johannes refereert aan de dingen die in dat specifieke boek geschreven staan (lees maar eens het voorafgaande vers 30). Wanneer dit vers iets bewijst dan is het toch niet de theorie van Sola Scriptura, maar dat het Evangelie van Johannes genoeg is.

Ten tweede, dit vers uit het Johannesevangelie vertelt ons alleen dat de Bijbel zo gecomponeerd is dat we geholpen worden om te geloven dat Jezus de Messias is. Het vers zegt niet dat we alleen de Bijbel nodig hebben voor onze verlossing, en al helemaal niet dat voor goede Theologie niets meer dan alleen de Bijbel nodig is; en er staat zelfs niet dat de Bijbel noodzakelijk is om in Christus te geloven. Immers, de eerste Christenen hadden geen Nieuw Testament waarop ze zich konden beroepen; ze leerden door de mondelinge verkondiging, niet zozeer door de geschreven leer. Tot relatief kort geleden was de Bijbel voor de meeste mensen niet bereikbaar, omdat ze niet konden lezen, of omdat ze geen boek konden betalen. Al die mensen hebben geleerd middels de mondelinge overlevering, die van generatie op generatie overgedragen is door de Kerk.

Over 2 Timótheüs 3: 16-17 kan ongeveer hetzelfde gezegd worden. Te zeggen dat de geïnspireerde Schrift “nuttig is tot lering”, is niet hetzelfde als zeggen dat de Schrift het enige is dat nodig is. Er is een veelzeggend argument te geven tegen de claims van Evangelische en fundamentalistische Protestanten. Dit wordt uitgelegd in het essay van John Henry Newman met de titel “Inspiratie in haar relatie tot de openbaring”.

Newman’s argument

Hij schreef: “Het is duidelijk dat deze passage geen argument geeft voor de gedachte dat de heilige Schrift , zonder de Traditie, de enige regel van het geloof is; want, hoewel de heilige Schrift nuttig is tot lering, staat er toch niet dat ze afdoende is. De apostel Paulus zegt dat ook de Traditie noodzakelijk is (2 Thess. 2: 15 ). Verder refereert de apostel in dit gedeelte aan de Schrift die Timótheüs in zijn jeugd geleerd heeft.

Nu, een groot deel van het Nieuwe Testament was in zijn jeugd nog niet geschreven: sommige van de brieven waren nog niet eens geschreven toen Paulus dit schreef, en geen van de boeken van het Nieuwe Testament waren toen al erkend en geplaatst in de Canon van de Schriftuurlijke boeken. Hij refereert dus aan de boeken van het Oude Testament, wanneer dit iets bewijst dan bewijst het ‘te veel’, namelijk dat de boeken van het Nieuwe Testament niet noodzakelijk zijn als regel van het geloof.”

Verder lezen Protestanten 2 Timótheüs 3: 16-17 meestal niet in hun context. Wanneer u deze tekst leest in de context van de omliggende gedeeltes, dan ontdenkt u dat Paulus verwijzing naar de Schrift deel is van zijn vermaning aan Timótheüs om Schrift en Traditie als zijn gids te gebruiken. In de twee verzen direct aan dit deel voorafgaand staat: “Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan u verzekering gedaan is, wetende, van wien gij het geleerd hebt; En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is.” (2 Tim. 3: 14-15).

Paulus vertelt Timótheüs om te blijven in hetgeen hij geleerd heeft, en wel om twee redenen: ten eerste omdat hij weet van wie hij het geleerd heeft – van Paulus zelf – en ten tweede, omdat hij onderwezen is in de Schriften. Het eerste is een rechtstreekse beroep op de apostolische Traditie, de mondelinge overlevering die Paulus aan Timótheüs gegeven heeft. De Protestanten moeten 2 Timótheüs 3: 16-17 dus uit hun context halen, om uit te komen bij de theorie van het Sola Scriptura. Maar wanneer je de tekst in het verband leest, is het duidelijk dat hier het belang van de apostolische Traditie geleerd wordt!

De Bijbel ontkent dat ze genoeg is als volledige regel van het geloof. Paulus zegt dat veel van de Christelijke leer te vinden is in de mondeling doorgegeven Traditie (2 Tim. 2: 2 ). Hij onderwijst ons en zegt: “staat vast en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief.” (2 Tess. 2: 15).

Deze mondelinge leer werd aanvaard door de Christenen, net zoals ze de geschreven leer aanvaardden die later tot hen kwam. Jezus leerde zijn discipelen: “Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij” (Luc. 10: 16). De Kerk, in de persoon van de apostelen, heeft het leergezag van Christus ontvangen; de Kerk zou Zijn vertegenwoordiger zijn. Hij roept ze, zeggende: “Gaat dan henen, onderwijst al de volken” (Matt. 28: 19).

En hoe moest dit gedaan worden? Door prediking, mondelinge instructie: “Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.” De Kerk zou altijd een levende leraar zijn. Het is een fout om het “Woord Gods” te beperken tot het geschreven woord alleen, of om te suggereren dat al deze leringen gereduceerd zijn tot geschriften alleen. De Bijbel ondersteunt die gedachte nergens.

Tevens is het duidelijk dat de mondelinge leer van Christus tot het eind der dagen zou blijven bestaan. “Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is.” (1 Pet. 1: 25). Let op, het Woord is “verkondigd” – dat is, mondeling gecommuniceerd. Dat Woord zal in der eeuwigheid blijven. Het zal niet vervangen worden door een geschreven verslag zoals de Bijbel (wel aangevuld, maar niet vervangen), en zou blijvend haar gezag hebben.

Dit wordt duidelijk gemaakt wanneer de apostel Paulus Timótheüs vertelt: “En hetgeen gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, betrouw dat aan getrouwe mensen, welke bekwaam zullen zijn om ook anderen te leren.” (2 Tim. 2: 2). Hier zien we de eerste paar links in de keten van apostolische Traditie die doorlopend doorgegeven is tot op deze dag. Paulus instrueert Timótheüs om de mondelinge leer (Traditie) die hij ontvangen heeft van de Apostelen door te geven. Hij moest deze doorgeven aan mannen die bekwaam zijn om te leren, daarmee de keten bestendigend. Paulus geeft deze instructie niet lang voor zijn dood (2 Tim. 4: 6-8), daarmee Timótheüs herinnerend hoe hij zijn ambt moet uitvoeren.

Wat is Traditie?

In deze discussie is het belangrijk om in gedachte te houden wat de Katholieke Kerk bedoelt met Traditie. De term refereert niet aan legenden of mythologische verslagen, het omvat ook geen tijdelijke gewoonten die mogelijk veranderen, wanneer de omstandigheden veranderen, zoals de stijl van de priesterkleding, of bepaalde persoonlijke vormen van devotie van heiligen, of bepaalde liturgische zaken. De heilige apostolische Traditie bestaat uit de leer die de apostelen mondeling doorgegeven hebben door hun prediking. Deze leringen overlappen grotendeels (misschien zelfs geheel) de inhoud van de Schrift, maar de wijze waarop ze doorgegeven zijn is verschillend.

Ze zijn doorgegeven door en toevertrouwd aan de Kerk. Het is noodzakelijk dat Christenen geloven in deze Traditie en die navolgen, zoals ze dat ook met de Bijbel doen (Luc. 10: 16 ). De waarheid van het geloof is voornamelijk aan de leiders van de Kerk gegeven (Ef. 3: 5 ), die met Christus het fundament van de Kerk vormen (Ef. 2: 20 ). De Kerk wordt door de Heilige Geest geleid, die deze leer ook voor bederf en dwaling bewaart (Joh. 14: 25-26, 16: 13 ).

Het geloof doorgeven

Paulus leert ons wat Traditie is: “Want ik heb ulieden ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften;…. Hetzij dan ik, hetzij zijlieden, alzo prediken wij, en alzo hebt gij geloofd.” (1 Kor. 15: 3, 11). De Apostel prijst hen die de Traditie gedachtig zijn: “En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb.” (1 Kor. 11: 2).

De eerste Christenen waren: “volhardende in de leer der apostelen” (Hand. 2: 42) lang voor het Nieuwe Testament er was. Vanaf het eerste begin was de volheid van Christus leer te vinden in de Kerk, als een levend lichaam van Christus, niet in een boek. De leer van de Kerk, met haar mondelinge apostolische Traditie, was gezaghebbend. Paulus zelf citeert wat Jezus hem mondeling doorgegeven heeft: “Het is zaliger te geven, dan te ontvangen.”(Hand. 20: 35).

Dit is een uitspraak die niet in een van de Evangeliën staat en dus mondeling moet zijn doorgegeven aan Paulus. Ja, de Evangeliën zelf zijn een mondelinge Traditie die opgeschreven is (Luc. 1: 1-4 ). En wat meer is, Paulus citeert Jezus niet alleen maar. Hij citeert ook uit vroege Christelijke geestelijke liederen, zoals in Éfeze 5: 14. Deze en andere dingen zijn de Christenen gegeven “door den Heere Jezus” (1 Tess. 4: 2).

Fundamentalisten zeggen dat Jezus de Traditie veroordeelt. Ze noemen bijvoorbeeld wat Jezus zegt: “Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods, door uw inzetting?” (Matt. 15: 3). Paulus waarschuwt: “Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus;” (Kol. 2: 8). Maar deze verzen veroordelen slecht verkeerde menselijke tradities, niet waarheden die mondeling overgeleverd zijn en aan de Kerk toevertrouwd door de Apostelen. Deze latere waarheden maken deel uit van de apostolische Traditie, die onderscheiden moet worden van de menselijke tradities en gewoontes.

“Geboden van mensen”

Overweeg eens Matthéüs 15: 6-9, een gedeelte dat Fundamentalisten en Evangelischen vaak gebruiken om hun positie te verdedigen: “En gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting. Gij geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, zeggende: Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij; Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn.” Kijk goed naar wat Jezus hier zegt.

Hij veroordeelt niet alle tradities. Hij waarschuwt slecht dat deze tradities Gods Woord krachteloos maken. In dit geval gaat het om de huichelarij van de Farizeeërs die geveinsd hun goederen aan de tempel wijdden, om zo er onderuit te komen om ze te wijden aan ondersteuning van hun ouders die op leeftijd zijn. Door dit te doen ontweken ze het gebod “Eert uw vader en uw moeder” (Ex. 20: 12).

Op andere plaatsen leert Jezus zijn volgelingen om de tradities te onderhouden, namelijk die tradities die niet in strijd zijn met Gods geboden. “Zeggende: De schriftgeleerden en de farizeeën zijn gezeten op den stoel van Mozes; Daarom, al wat zij u zeggen, dat gij houden zult, houdt dat en doet het; maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het, en doen het niet.” (Matt. 23: 2-3).

Wat Fundamentalisten en Evangelischen helaas vaak doen is het woord “Traditie” (inzettingen), wat ze lezen in Matthéüs 15: 3 en Kolossenzen 2: 8, toepassen op elke traditie, die dientengevolge alle afgewezen moeten worden. Ze vergeten dat deze term op een andere wijze gebruikt wordt, niet zoals in 1 Korinthe 11: 2 en 2 Thessalonicenzen 2: 15, waar het gebruikt wordt om te beschrijven wat wij geloven moeten. Jezus veroordeelt niet alle tradities; Hij veroordeelt alleen verkeerde tradities, of het nu in leer of in praktijk is, die de Christelijke waarheden ondermijnen. De andere tradities moeten we gehoorzamen, zoals de Apostelen ons ook leren. Paulus gebied de Thessalonicenzen om alle tradities die hij hen gegeven had te houden, of ze nu mondeling zijn of geschreven.

De onfeilbare Kerk

De taak die voor ons ligt is om te bepalen wat de authentieke traditie is. Hoe weten we welke tradities Apostolisch zijn en welke slechts menselijk zijn? Het antwoord is hetzelfde als het antwoord op de vraag hoe we weten welke boeken Apostolisch (gezaghebbend en canoniek) zijn en welke slechts menselijk. Namelijk door te luisteren naar het magisterium (leergezag) van Christus’ Kerk. Zonder het leergezag van de Katholieke Kerk, zouden we niet met zekerheid weten welke Schriftuurlijke boeken gezaghebbend zijn. Wanneer de Kerk ons de canon van de Schrift openbaart, kan ze ons ook de “canon van de Traditie” openbaren, door vast te stellen welke Tradities doorgegeven zijn door de Apostelen. Immers, Christus belooft dat de poorten van de hel de Kerk niet zullen overweldigen (Matt. 16: 18 ) en het Nieuwe Testament zelf verklaart dat de Kerk “een pilaar en vastigheid der waarheid” is (1 Tim. 3: 15).

P.s. Aanbevolen te lezen: http://redelijk-christelijk.blogspot.com/2009/10/wat-is-traditie.html
en: http://redelijk-christelijk.blogspot.com/2009/10/de-bijbel-lezen-door-de-ogen-van-de.html

Geen opmerkingen: