woensdag 12 augustus 2009

Onbevlekte ontvangenis en Tenhemelopneming

Catholic Answers, San Diego: 2004, http://www.catholic.com/library/Immaculate_Conception_and_Assum.asp

De Mariale doctrines zijn voor fundamentalisten toch wel twee van de meest hinderlijke Katholieke leerstellingen. In dit artikel onderzoeken we kort deze Mariale doctrines – de onbevlekte ontvangenis en de tenhemelopneming.

De onbevlekte ontvangenis

Het is belangrijk allereerst om te begrijpen wat de onbevlekte ontvangenis niet is. Sommige mensen denken dat de term refereert aan Christus’ conceptie in Maria’s baarmoeder, zonder de tussenkomst van een man; maar dat is de maagdelijke geboorte. Anderen denken dat de onbevlekte ontvangenis betekent dat Maria geboren is doordat de Heilige Geest over Maria’s moeder gekomen is, zoals dat bij Jezus en Maria het geval was, maar dat is het ook niet. De onbevlekte ontvangenis betekent dat Maria, die op normale wijze verwekt is, geboren is zonder de erfzonde of haar vlek – dat is wat onbevlekt betekent: zonder vlek. De essentie van de erfzonde bestaat in het ontberen van de heiligmakende genade, en haar vlek is een bedorven natuur. Maria is door Gods genade bewaard gebleven voor deze misvormingen; vanaf het eerste moment van haar bestaan bevond ze zich in de staat van heiligmakende genade en was vrij van de bedorven natuur die we hebben door de erfzonde.

Een impliciete verwijzing naar de onbevlekte ontvangenis is te vinden in de woorden van de Engel Gabriel tot Maria: “Wees gegroet Maria, vol van genade” (Luc 1: 28). De uitdrukking “vol van genade” is een vertaling van het Griekse woord kecharitomene. Waarmee een karakteristieke kwaliteit van Maria aangegeven wordt.

De traditionele vertaling, “vol van genade” , is beter dan de vertaling die je vandaag vaak tegenkomt in recentere versies van het Nieuwe Testament, die vertalen ongeveer als volgt: “Gegroet Maria, je bent begenadigd ”. Maar het Grieks impliceert meer dan dat. Kecharitomene is een passief voltooid deelwoord van charitoo, wat betekent: “vullen of begiftigen met genade”. Aangezien deze term in de voltooid tegenwoordige tijd staat, geeft het aan dat Maria in het verleden begiftigd is met genade, maar met een blijvend effect in het heden. De genade die Maria ten deel viel was dus niet het resultaat van het bezoek van de engel. Katholieken gaan er daarom vanuit dat die genade zich uitstrekte over haar hele leven, vanaf haar conceptie. Ze verkeerde in een staat van heiligmakende genade vanaf het allereerst begin van haar bestaan.

Bezwaren van fundamentalisten

De belangrijkste reden dat bezwaar gemaakt wordt tegen de onbevlekte ontvangenis van Maria, en de daaruit logischerwijze volgende zondeloosheid, is wat er staat in Rom. 3: 23: “Want zij hebben allen gezondigd”. Daarnaast, zo wordt vaak gezegd, heeft Maria zelf gezegd: “En mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker” (Luc. 1: 47), en alleen zondaren hebben een Zaligmaker nodig.

Laten we eerst dat laatste punt nemen. Maria heeft inderdaad ook een Zaligmaker nodig. Net als alle afstammelingen van Adam was ook zij onderworpen aan de erfzonde. Maar door een speciale interventie van God, op het moment dat ze verwekt werd, werd ze bewaard voor de vlek van de erfzonde en haar consequenties. Ze is dus verlost door de genade van Christus, maar op een bijzondere wijze – al bij voorbaat.

Vergelijk het ongeveer met de volgende analogie: Stel u voor dat een man in een modderige put valt, en iemand anders gooit een touw naar beneden en redt hem daaruit. De man is dus uit de put “gered”. Stel nu dat er een vrouw is die daar ook langsloopt, en zij staat ook op het punt om in die modderige put te vallen, maar op het allerlaatste moment, net voor ze erin zou vallen, is er iemand die haar vastgrijpt en voorkomt dat ze erin valt. Zij is eveneens “gered” van de put, maar op een veel betere wijze: ze was niet uit de put getrokken, maar bij haar is ook nog voorkomen dat ze vies wordt. Dit voorbeeld hebben Christenen duizend jaar gebruikt om uit te leggen hoe Maria door Christus gered is. Door het ontvangen van Christus genade bij de conceptie, deze genade is op haar toegepast nog voordat ze vies (‘bevlekt’) kon raken door de erfzonde.

De Catechismus van de Katholieke Kerk stelt: “Deze ‘luister van een uitzonderlijke heiligheid’ waarmee zij ‘vanaf het eerste ogenblik van haar ontvangenis gesierd is’, verkrijgt zij geheel van Christus: zij is ‘met het oog op de verdiensten van haar Zoon op een meer verheven wijze verlost’ “. Ze heeft nog meer reden om God haar Zaligmaker te noemen dan wij, omdat Hij haar op een nog glorieuzere wijze gered heeft!

Maar hoe zit het met Romeinen 3 vers 23, “Want zij hebben allen gezondigd”? Hebben alle mensen werkelijk gezondigd? Denk eens aan een heel jong kind. Dat kan per definitie niet zondigen, aangezien je een mogelijkheid tot redeneren moet hebben, om de intentie te kunnen hebben om te zondigen. Hier verwijst de apostel Paulus naar in zijn brief aan de Romeinen wanneer hij spreekt over de tijd dat Jacob en Ezau nog ongeboren baby’s waren, en “noch iets goeds of kwaads gedaan hadden” (Rom. 9: 11).

We kennen ook nog een andere uitzondering op de regel: Jezus (Hebr. 4: 15). Wanneer Paulus stelling in Romeinen 3 dus een uitzondering kent voor de Nieuwe Adam (Jezus), kun je stellen dat er voor de Nieuwe Eva (Maria), ook een uitzondering gemaakt kan worden.

Paulus woorden kunnen twee betekennissen te hebben. Het kan betekenen dat hij niet verwijst naar alle mensen zonder uitzondering, maar alleen naar de mensen in het algemeen (wat betekent dat kleine kinderen en speciale gevallen, zoals Jezus en Maria, uitgesloten zijn van dit oordeel). Wanneer dat niet zo is, maar het betekent dat iedereen zonder uitzondering valt onder de erfzonde, wat ook geldt voor een jong kind, en de ongeborene, zelfs voor Maria – dan is zij, hoewel ze er ook aan onderworpen was, er door God voor bewaard gebleven en ook voor de vlek als gevolg van de erfzonde.

Het bezwaar dat verder ook genoemd wordt is, dat wanneer Maria zonder zonde zou zijn, dat ze dan gelijk zou zijn aan God. In den beginne schiep God Adam en Eva, en ook de engelen, zonder zonde, maar ze waren alle niet gelijk aan God. De meeste engelen hebben nooit gezondigd, en alle zielen in de hemel zijn zonder zonde. Dit doet niets af aan de Glorie van God, maar manifesteert Zijn glorie in het werk dat Hij gedaan heeft in het heiligen van Zijn schepping. Zondigen maakt iemand niet tot een mens. Integendeel, het is zo dat wanneer de mens zonder zonde is, dat hij dan is waar de Schepper hem toe bestemd heeft.

De doctrine van de onbevlekte ontvangenis is officieel vastgelegd door Paus Pius IX in 1854. Wanneer nu geclaimd wordt dat deze doctrine toen ‘uitgevonden’ is, dan begrijpen ze de geschiedenis van het dogma verkeerd, evenals de aanleiding die de Kerk ertoe bracht, om van tijd tot tijd, definitieve uitspraken te doen betreffende geloof en moraal. Ze gaan blijkbaar van de veronderstelling uit dat een doctrine niet geloofd wordt, totdat een paus, of een oecumenisch concilie, hiertoe formeel besluit.

Daarentegen is het zo dat een doctrine pas formeel vastgesteld wordt wanneer er een controverse over bestaat die opgehelderd moet worden, of wanneer het Magusterium (de Kerk in haar ambt als leerraar, vgl. Matt. 28: 18-20; 1 Tim. 3: 15, 4: 11) denkt dat het voor de gelovigen nuttig is hun aandacht te vestigen op een al langer bestaande geloofsovertuiging. De onbevlekte ontvangenis werd vastgesteld vanwege het als tweede genoemde motief; het werd dus niet vastgesteld omdat er wijdverspreide twijfels waren over deze doctrine. Het Vaticaan werd zelfs bedolven onder een vloed aan verzoeken om deze doctrine officieel te proclameren. Paus Pius IX, die devoot was t.o.v. de gezegende maagd Maria, hoopte dat deze proclamatie anderen zou inspireren tot devotie tot Maria.

Tenhemelopneming

De doctrine van de tenhemelopneming stelt dat Maria aan het eind van haar leven ten hemel opgenomen is, met lichaam en ziel, in de hemel, net zoals Henoch en Elia, en misschien nog wel anderen. Het is verder belangrijk om in het oog te houden wat de tenhemelopneming niet is. Sommige mensen denken dat Maria ten hemel opgevaren is, dat is echt niet het geval. Christus is, door Zijn eigen kracht, opgevaren te hemel. Maria is door God opgenomen in de hemel. Ze heeft het niet door haar eigen kracht gedaan.

De Kerk heeft nooit formeel gedefinieerd of Maria gestorven is of niet, en de integriteit van het doctrine van de tenhemelopneming zou niet geschaad worden, wanneer ze niet echt gestorven is, maar de algemene consensus is toch wel dat ze echt gestorven is. Paus Pius XII, in Munificentissimus Deus (1950), heeft gezegd dat Maria “na het beëindigen van haar aardse leven” (merk op dat niets gezegd wordt over haar dood), “met lichaam en ziel werd opgenomen in de glorie van de hemel.”

Op de mogelijkheid van een lichamelijke opname voor de tweede komst van Christus wordt gezinspeeld in Matt. 27: 52-53: “En de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt; En uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen.” Zijn al deze Oudtestamentische heiligen gestorven en opnieuw begraven? Daar is geen aanwijzing voor, maar volgens geschriften van vroege kerkvaders zijn ze in de hemel opgenomen, of ten minste naar de tijdelijke staat van rust en blijdschap die vaak “paradijs” genoemd wordt, waar de rechtvaardigen van het Oude Testament verbleven tot Christus’ opstanding (Luc. 16: 22, 23: 43; Hebr. 11: 1-40; 1 Pet. 4: 6), waarna ze naar de eeuwige gelukzaligheid van de hemel gebracht werden.

Geen overblijfselen

Er is ook, om zo te zeggen negatief, historisch bewijs dat Maria ten hemel opgenomen is. Het is eenvoudig om dat te documenteren, aangezien de eerste Christenen onderdak gaven aan de heiligen, waarvan er vele zijn die we niet kennen. Steden wedijverden met elkaar om de titel te krijgen dat daar de laatste rustplaats was van een beroemde heilige. In Rome bijvoorbeeld, staan de tombes van Petrus en Paulus, waarbij Petrus’ tombe zich bevindt onder het altaar van de St. Petrus Basiliek in Rome. In de eerste eeuwen van het Christendom werden relikwieën van heiligen fanatiek beschermd en hoog geacht. De botten van de martelaren van het Colloseum, bijvoorbeeld, werden snel verzameld en bewaard – er zijn vele getuigenissen hiervan in de biografieën van hen die hun leven gaven voor het geloof.

Men is het erover eens dat Maria haar leven beëindigde in Jeruzalem, of misschien Efeze. Echter, geen van deze beide steden claimt dat ze haar overblijfselen bezitten, hoewel er wel claims zijn over het bezitten van haar tijdelijke tombe. Maar waarom zijn er geen claims met betrekking tot de botten van Maria? Blijkbaar omdat er geen botten waren om te claimen, en de mensen wisten dat. Dus daar is Maria, de meest bevoorrechte van alle heiligen, en zeker de heiligste, maar we hebben geen berichten over de verering van haar lichamelijke overblijfselen.

Aanvulling op de onbevlekte ontvangenis

Door de eeuwen heen hebben Kerkvaders gesproken over de gepastheid van Maria’s privilege om ten hemel opgenomen te worden. Als mogelijke onderbouwingen hiervoor worden genoemd: Maria’s vrij zijn van zonde, haar Moederschap van God, haar altijddurende maagdelijkheid, en – de sleutel -  haar eenheid met het verlossende werk van Christus.

Het dogma is bijzonder passend wanneer je de eer bekijkt die gegeven werd aan de ark van het verbond. De ark bevat het manna (brood van de hemel), de stenen tafelen met de tien geboden (het woord van God), en de staf van Aaron (teken van het Israëlitische hogepriesterschap). Vanwege haar inhoud, was de ark gemaakt van onvergankelijk hout, en Psalm 132: 8 zegt: “Sta op, HEERE! tot Uw rust, Gij en de ark Uwer sterkte!” Wanneer dit vat een dergelijke eer ontvangt, hoeveel te meer dan zou niet Maria bewaard worden voor bederf, aangezien zij de ark van het Nieuwe Verbond is – die het brood des levens uit de hemel droeg, het Woord van God, en de hogepriester van het Nieuwe Verbond – Jezus Christus.

Sommigen beweren dat niet Maria de nieuwe ark is, maar het lichaam van Christus. Maar zelfs wanneer dit het geval zou zijn, is het toch waardevol om 1 Kron. 15: 14 te lezen, waar staat dat zelfs de personen die de ark droegen geheiligd moesten worden. Het zou natuurlijk vreemd zijn om mannen te heiligen die alleen maar een kist dragen, terwijl de moederschoot die Jezus gedragen heeft niet geheiligd zou zijn door God zelf. Immers de wijsheid woont “niet in een lichaam dat door zonde wordt beheerst” (Wijsheid 1: 4, NBV).

Maar het gaat om meer dan alleen geschiktheid. Immers wanneer Maria onbevlekt ontvangen is dan is het ook logisch dat ze niet lijdt onder het bederf van het graf, wat de consequentie is van de zonde (Gen. 3: 17,19).

Maria’s medewerking

Maria heeft vrijwillig en actief, op een unieke wijze, meegewerkt aan Gods plan van redding (Luc.1: 38; Gal. 4: 4). Zoals elke moeder, was Maria niet gescheiden van het lijden van haar Zoon (Luc. 2: 35), en de Schrift belooft dat zij die delen in Christus lijden ook zullen delen in Zijn heerlijkheid (Rom. 8: 17). En aangezien Maria op een unieke wijde geleden heeft als martelaar, is het ook gepast dat ze op unieke wijze deelt in Zijn unieke glorie.

Alle christenen geloven dat ze op een dag zullen opstaan in een glorieuze vorm, om daarna opgenomen te worden en onbevlekt bij Jezus te zijn (1 Tess. 4: 17, Open. 21: 27). Als mens die als eerste “ja” gezegd heeft tegen het goede nieuws van Jezus (Luc. 1: 38), is Maria in die zin een prototype van de christen, en ontving een zegening die wij eens ook zullen ontvangen.

De Bijbel alleen?

Aangezien de onbevlekte ontvangenis en de tenhemelopneming niet expliciet in de Bijbel staan, concluderen velen dat ze dus wel vals moeten zijn. Dat is natuurlijk een geheel ander thema,dat van het ‘sola Scripture’, de Bijbel alleen. Dat kunnen we nu niet helemaal uitwerken. Laten we het zo zeggen: wanneer het standpunt van de Katholieke Kerk waar is, dan is dat van ‘sola Scriptura’ verkeerd. Er is geen probleem wanneer de Kerk iets leert dat niet expliciet in de Bijbel staat, zolang het maar niet in tegenspraak is met de Bijbel.

De Katholieke kerk is door Christus gezonden om alle naties en volken onfeilbaar te onderwijzen – geleid, zoals Hij beloofde, door de Heilige Geest, tot het einde van de wereld (Joh. 14: 26, 16: 13). Het simpele feit dat de Kerk leert dat iets absoluut waar is, dat is voldoende garantie om zeker te weten dat het waar is (Matt. 28: 18-20, Luc. 10: 16, 1 Tim. 3: 15).